top of page

Een val in leegte

Bijgewerkt op: 28 jan

Er was een tijd dat ik dacht dat mijn grootste pijn zelfhaat was. Dat mijn diepste lijden lag in de gedachten die tegen mij spraken, me klein hielden, me vertelden dat ik niet goed genoeg was, dat er iets mis met me was, een last voor anderen, niet welkom. Ik vocht tegen deze gedachten en gevoelens, probeerde ze te veranderen, te helen, te begrijpen. Maar hoe meer ik me op deze laag richtte, hoe dieper iets in mij bleef knagen, alsof ik niet tot de kern kwam.

Tot ik zag dat het nooit echt over zelfhaat ging. De gedachten waren slechts een vulling, een laag over iets dat dieper lag: leegte. Een woord dat we vaak vrezen, vermijden, vullen met verhalen, relaties, werk, afleidingen. Maar deze leegte was niet zomaar een afwezigheid van iets: het was de directe afgrond van ‘ik’, het niets waaruit ik was ontstaan en waar ik altijd in terugviel zodra ik ophield mij vast te klampen.

De toelaten van de angst
Hoe meer ik me opende, hoe meer ik de essentie raakte -die diepe stilte, het pure Zijn- hoe directer ik ook in contact kwam met de oerangst die daaronder lag. De angst voor het verlies van controle. De angst dat er geen betekenis is. Dat niets vaststaat. Dat alles wat ik ooit dacht te zijn, een illusie is.

Mijn ego, het ‘ik’ dat vorm geeft aan de wereld, zoekt houvast in betekenis. Het wil grip krijgen, dingen solide maken, de werkelijkheid inkleuren zodat het zichzelf kan blijven ervaren als een afgescheiden ‘ik’. Maar steeds opnieuw en steeds verder wordt dat alles doorzien, en wat overblijft is een diepe val. Geen vaste grond. Geen zekerheid. Alleen de open ruimte van wat is.

Het voelde alsof ik viel in een bodemloze leegte, een eindeloze diepte waarin niets mij kon vasthouden. En in dat vallen kwam een oeroude pijn omhoog, een pijn die teruggaat naar de eerste beweging van vorm aannemen.

De pijn van het vorm aannemen
Die eerste beweging van vorm aannemen -het moment waarop de onbegrensde openheid van Zijn zich splitst en er een ‘ik’ opkomt, gescheiden van de rest- is het moment waarop de pijn ontstaat. Dit is de oorsprong van de ‘oerwond’, de ervaring van afgescheidenheid van het goddelijke, van de eenheid. Wanneer het bewustzijn zich identificeert met vorm, komt er een scheiding die niet werkelijk bestaat, maar als uiterst realistisch wordt ervaren. In dat moment ontstaat de eerste pijn van ‘niet geliefd zijn’, ‘niet gewenst zijn’, van ‘niet erkend worden’.

A.H. Almaas beschrijft dit als de ‘primal wound’, een dieper gemis dat we proberen op te vullen met allerlei identiteiten, relaties of materiële bezittingen. Wat ontstaat is de ervaring van een afscheiding die we vervolgens als werkelijkheid gaan beschouwen, maar die in feite alleen een gedachte is, een beweging van identificatie.

Adyashanti spreekt hierover als de ‘schok van afscheiding’ die in dat ene moment van ontkenning van de eenheid, de basis van het lijden legt. Het ego bouwt zich op rond deze pijn van verlies, op zoek naar iets wat het denkt te missen. Dit creëert een overtuiging die diep in onszelf is geworteld: “Er is iets verkeerd met mij, ik ben niet volledig.”

Deze ervaring van afscheiding is zo diep verankerd dat het onze hele waarneming kleurt. We kijken naar de wereld door deze bril van ‘gebrokenheid’ en projecteren dit ontoereikende zelf op alles wat we tegenkomen.

De illusie van afscheiding
Maar de diepere waarheid is: de afscheiding is nooit werkelijk geweest. De ‘ik’-gedachte, het moment waarop we ons gescheiden gaan voelen, is simpelweg een gedachte: een tijdelijke identificatie die opkomt en weer verdwijnt. Vanuit dit perspectief is er nooit echt een breuk geweest. Er is nooit een afgescheiden ‘ik’ geweest. Er is alleen pure aanwezigheid, die zich tijdelijk in een vorm lijkt te projecteren, maar die altijd het geheel blijft.

De pijn van afgescheidenheid is niet de kern van wie we zijn. Het is de reactie van een valse identiteit op een tijdelijke en onwerkelijke situatie. Deze pijn kan zich aandienen wanneer we ons vasthouden aan het idee dat we een afgescheiden individu zijn, maar het is geen definitieve waarheid.

Overgave aan de val
Wat als er niets opgevuld hoeft te worden? Wat als de leegte niet vijandig is, maar de poort naar waarheid? Wat als juist in het volledig toelaten van deze angst, deze val, deze weerstand, de vrijheid ligt?

Misschien is dit de diepste overgave: niet alleen ons bestaan liefhebben, maar ook volledig omarmen dat we niet bestaan. En andersom: niet alleen het liefhebben van ons niet bestaan, maar ook het geheel omarmen van het bestaan.

Zoals Nisargadatta Maharaj zegt: “Vanuit wijsheid zie ik dat ik niets ben. Vanuit liefde zie ik dat ik alles ben. Hiertussen bevindt zich mijn leven.”

Hier, in deze paradox, ontvouwt zich alles. De pijn van afscheiding en de erkenning dat er nooit afscheiding is geweest. De angst om te verdwijnen en de diepe liefde die opkomt wanneer we niet meer vechten tegen wat is.

Steeds dieper laat ik me vallen. Steeds meer laat ik de grip los, de poging om betekenis te geven, de angst voor de bodem die er niet is. En steeds opnieuw ontdek ik dat in die val geen vernietiging ligt, maar openheid. Wat ik dacht dat mij zou verzwelgen, blijkt datgene te zijn waaruit ik voortkom. Wat ik vreesde als de dood, is slechts het oplossen van een illusie. En wat blijft, is pure aanwezigheid. Niet gevangen in een ‘ik’ dat zichzelf moet vasthouden, maar vrij, stromend, onbegrensd.

Thuiskomen in de essentie is geen tijdelijke ervaring, geen voorbijgaande staat van bewustzijn. Het is niet iets dat komt en gaat, iets wat je kunt vasthouden of verliezen. Het is het onwrikbare fundament van wat je bent, altijd hier, ongeacht welke gedachten, emoties of ervaringen zich aandienen.

Waar ik eerder zocht naar momenten van verlichting, naar ervaringen die me lieten voelen dat ik ‘daar’ was, zie ik nu dat het niet gaat om een bepaalde staat, maar om het rusten in wat altijd is. De essentie is niet iets wat ervaren moet worden: het is datgene wat altijd aanwezig is, zelfs midden in de ervaring.

Zijn dat zichzelf ervaart
Wat als die leegte, waar ik zo bang voor was, niet een afgrond is, maar het pure Zijn zelf? Wat als dit ‘niets’ de ruimte is waarin het Zijn zich in deze wereld kan ervaren, in al zijn kwaliteiten en vormen? Wat als de ervaring van afgescheidenheid juist de mogelijkheid biedt voor het Onbegrensde om zichzelf te kennen, zichzelf te ervaren in al zijn verschijningsvormen?

Het is in deze ervaring van afscheiding, van pijn en leegte, dat het Zijn zichzelf waarneemt. Het is niet een verwerping van de ervaring, maar een volledige overgave aan het feit dat deze ervaring het Zijn is dat zichzelf in deze vorm ervaart. De val, de angst, de leegte, zijn de manieren waarop het Onbegrensde zichzelf tot leven roept in de eindigheid van deze wereld.

En zo is het in de diepe openheid van deze ‘val’ dat ik zowel niets ben als alles ben. De leegte die ik vreesde, blijkt vol te zijn: vol van aanwezigheid, vol van liefde, vol van de directe ervaring van het Zelf, dat zich door middel van deze wereld tot uitdrukking brengt en zichzelf in alles wat verschijnt ervaart.

Susanne Bouwmeester




0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


Post: Blog2_Post

The Innerworkcoach

Wil je op de hoogte gehouden worden van mijn aanbod?
Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief. 

Bedankt voor de inzending!

The Innerworkcoach

Susanne Bouwmeester

Papaverstraat 20 in Oldenzaal

theinnerworkcoach@gmail.com

Tel: 06-42276132
Kvk: 94346305

  • Instagram
  • Facebook

 

©2025 door The Innerworkcoach

bottom of page