Lijden als spiegel waarin het niets zichzelf herkent
- Susanne Bouwmeester

- 27 apr
- 4 minuten om te lezen
Een stille uitnodiging om te herkennen wat nooit verdwenen is..
In lijden lijkt het alsof we de verbinding met onze ware aard verliezen. We ervaren pijn, schuld, schaamte en onvrijheid in onszelf, en we zien lijden in de wereld om ons heen: tekorten, onrecht, afgescheidenheid. Vaak ontstaat er verzet, zowel tegen wat we voelen in onszelf als tegen wat we waarnemen in anderen.. alsof het niet zou mogen bestaan. Maar als we stil blijven en dieper kijken, zonder verhaal en zonder oordeel, wordt iets anders zichtbaar. Lijden is geen vergissing. Lijden is een spiegel. Een spiegel waarin het niets -onze ware essentie, het onveranderlijke- zichzelf wil herkennen.
Het niets dat zichzelf wil ervaren, niet als concept, maar als levende werkelijkheid. Daarom verschijnt er een wereld van vormen, waarin polariteiten lijken te ontstaan die als dualiteit kunnen worden ervaren, zoals licht en donker, liefde en haat, schuld en schuldeloosheid, vrijheid en beperking. Niet om werkelijk afgescheiden te zijn, maar om de mogelijkheid te scheppen om te herkennen wat altijd al heel en vrij is.
Als schuld verschijnt, lijkt het alsof er werkelijk iets verkeerd is gegaan. Maar wanneer we niet langer vechten of vluchten en schuld laten verschijnen in openheid, zonder erin samen te vallen, wordt iets zichtbaar dat altijd al aanwezig was. In het midden van schuld verschijnt schuldeloosheid: niet als iets dat verdiend moet worden, maar als de natuurlijke staat van ons wezen, onaangetast, vrij en heel. Dat betekent niet dat de ervaring van schuld verdwijnt. Wat verandert, is dat de zwaarte wegvalt, omdat de identificatie oplost en de ervaring haar macht verliest. Schuld mag komen en gaan, gedragen door de openheid waarin zij verschijnt.
Zo verschijnen ook grenzen en beperkingen, ervaringen van onvrijheid die we in onszelf kunnen voelen en als situaties in de wereld kunnen waarnemen. Onvrijheid kan verschijnen als innerlijke verkramping, als angst om vrij te zijn, maar ook als uiterlijke omstandigheden die ons lijken te beperken. Maar wanneer we helder aanwezig blijven bij wat verschijnt, zonder ons eraan vast te grijpen, wijzen deze ervaringen -zowel binnen als buiten ons- naar iets dat eraan voorafgaat: de vrijheid die nooit is verdwenen. Vrijheid die niet bevochten hoeft te worden, maar eenvoudigweg wordt herkend als de ruimte waarin alle vormen ontstaan en vergaan.
Soms verschijnt er angst, soms het gevoel van tekort of niet-compleet zijn. Angst kan het hart verkrampen, het ervaren tekort kan een gevoel van gemis oproepen. Maar wanneer angst niet wordt weggeduwd en het gevoel van tekort of niet-compleet zijn volledig wordt toegestaan, kan daaronder iets anders voelbaar worden: de onverstoorbare vrede en de volledigheid van Zijn zelf. Ook hier verandert de ervaring misschien niet onmiddellijk. Wat verdwijnt, is de verstrikking in het geloof dat wij deze gevoelens zijn. In het loslaten van identificatie lost de zwaarte op en blijft alleen de stille aanwezigheid over waarin alles vrij mag verschijnen.
Lijden ontstaat niet door wat we voelen, maar door het geloof dat we zijn wat we voelen. Wanneer deze identificatie ontspant, kan elke ervaring transparant worden naar haar bron. Zo wordt lijden geen obstakel, maar een poort die ons uitnodigt terug te keren naar wat niet verandert: het niets waarin alles verschijnt, beweegt en weer verdwijnt.
Het vraagt om niets buiten te sluiten. Ook pijn, schuld, angst, tekort en afgescheidenheid zijn manieren waarop het Ene bewustzijn zichzelf dieper leert kennen. Niet door zich af te scheiden van de menselijke ervaring, maar door deze volledig toe te laten en te doorlichten in het licht van open gewaarzijn.
Lijden verschijnt niet buiten ons, maar in en als bewustzijn zelf. Steeds wanneer we ophouden te vechten tegen wat verschijnt en blijven als stille aanwezigheid, wordt zichtbaar dat de zwaarte van lijden niet voortkomt uit de ervaring, maar uit het geloof dat we ermee samenvallen. Wanneer deze vergissing wordt herkend, verliest lijden zijn kracht en opent zich de ruimte waarin alles vrij mag komen en gaan.
De wereld, met al haar schaduwen, grenzen en vormen, is geen hindernis voor herkenning. De wereld is de spiegel waarin het onveranderlijke niets zichzelf ontmoet. Niet om iets beter te maken, niet om iets te corrigeren, maar om zichzelf te ervaren, te proeven, te vieren in alle facetten van verschijnen.
Wat wij niets noemen, blijkt niet leeg te zijn in de zin van afwezigheid. Het niets is vol: vol van zijn, vol van liefde, vol van potentie. Het niets is niet iets waaruit wij zijn gevallen. Het is datgene waarin wij altijd al rusten, zelfs als we dat tijdelijk lijken te vergeten.
Elke spiegel die de wereld ons aanreikt -elke pijn, elke angst, elke grens, elk gevoel van tekort- wijst ons terug naar deze herinnering. Dat wat we werkelijk zijn, hoeft niet bereikt of hersteld te worden. Het hoeft alleen maar herkend te worden als dat wat nu al leeft, onder alles wat verschijnt.
En daarin wordt lijden herkend als liefde en verliest het zijn greep. Niet omdat de vormen verdwijnen, maar omdat hun zwaarte oplost in de openheid waarin ze altijd al verschenen. Een openheid die niet alleen ziet, maar ook liefheeft. Een hart dat niets buitensluit en alles toelaat als deel van zichzelf. Hier viert het niets zichzelf in alle verschijningen, onaangetast en vol.
Liefdevolle groet, Susanne





Opmerkingen