Er is een patroon dat zich steeds weer herhaalt. Soms subtiel, soms als een rauwe, onontkoombare confrontatie. Het komt op in mijn relaties, in de keuzes die ik maak, in de manier waarop ik mezelf ervaar in contact met anderen. Steeds opnieuw een twijfel: ben ik werkelijk welkom? Zie ik het wel goed? Kan ik mezelf vertrouwen? Een angst om een verkeerde keuze te maken, om afgewezen te worden, om iets fundamenteels over mezelf niet te zien, terwijl het voor anderen allang zichtbaar is.
Ooit geloofde ik volledig dat dit de werkelijkheid was. Ik ervaarde deze onzekerheid in veel relaties. Over of anderen er werkelijk voor me waren, of de verbinding klopte. Of ik niet te veel gaf, te veel vroeg, te veel voelde. Maar hoe vaker dit terugkwam, hoe meer ik besefte: dit ging nooit over de ander. Dit gaat over mij. Dit gaat over iets wat al veel langer in mij leeft.
Waarom dit patroon steeds terugkomt
Diep in mij leeft de overtuiging dat er iets mis met mij is, iets wat ik zelf niet doorheb, maar anderen wel. En precies dát maakt dat ik niet werkelijk welkom ben, dat ik tot last ben. Zelfs wanneer ik me welkom voel, wanneer ik het idee heb dat ik geliefd ben, sluimert ergens de angst dat dit niet echt is. Dat het slechts een illusie is, die op een dag zal worden doorbroken. Dat er iets aan mij niet klopt, iets wat anderen wél zien en waardoor ik uiteindelijk niet geaccepteerd word. Dat zodra ik me werkelijk overgeef, zodra ik echt vertrouw, de afwijzing volgt. De afkeuring waar ik al bang voor was.
Dit patroon drukt zich uit in mijn relaties. In het feit dat ik verlang naar een volledige overgave, maar tegelijkertijd bang ben om mezelf daarin te verliezen. Dat als ik de ander toelaat, ik mezelf kwijtraak. Alsof ik oplos in de ander. Alsof ik weggevaagd word. Alsof er geen plek meer voor míj is, alleen voor de ander. In de momenten waarop de stilte van de ander voelt als bewijs dat ik niet echt gezien word. De momenten waarop ik automatisch aanneem dat anderen mij er liever niet bij hebben. Dat er geen ruimte voor mij is. Dat ik overbodig ben. Het vijfde wiel aan de wagen. Een last. Zelfs zonder dat iemand dat zegt.
En ik weet: dit gaat niet over anderen. Dit is een oude echo. Dit is iets dat zich keer op keer herhaalt, niet omdat het echt waar is, maar omdat het een oude imprint in mij is, een echo van iets wat ooit betekenis had maar nu slechts een patroon is.
Elke keer dat ik twijfel aan mijn waarneming, of bang ben voor afwijzing, is dat een moment waarop de illusie van afgescheidenheid zichzelf opnieuw voelbaar maakt. De pijn is niet verkeerd, maar op die momenten geloof ik dat ze iets zegt over wie ik ben. Terwijl ze in werkelijkheid slechts een tijdelijke ervaring is, een golf die door mij heen beweegt.
De diepere angst: besta ik wel echt?
Onder de angst voor afwijzing en afkeuring ligt iets diepers: de angst dat ik uiteindelijk helemaal alleen ben. Niet alleen in de zin van fysiek alleen-zijn, maar existentiële alleenheid. Alsof ik op een dag zal ontdekken dat niemand er werkelijk voor mij is. Dat ik er compleet alleen voor sta. Dat ik op mezelf terugval en dat er geen bodem is. Geen houvast. Geen dragende aanwezigheid. Alleen leegte.
En dat angstige deel in mij wil zich vastgrijpen. Aan patronen, aan relaties, aan structuren die het gevoel geven dat ik niet werkelijk alleen ben. Dat ik niet verdwijn in het niets. Maar diep van binnen is er een weten: dit houvast is tijdelijk, en elke keer als het dreigt weg te vallen, komt de angst terug.
Misschien voelt het daarom zo moeilijk om oude patronen los te laten: omdat het lijkt alsof ik daarmee de laatste restjes zekerheid opgeef. En wat blijft er dan over? Dit is waar de angst zijn diepste punt bereikt: de vrees voor wat er overblijft als er niets meer is om aan vast te houden. En precies daarin zit de vicieuze cirkel: hoe meer ik zoek naar zekerheid, hoe meer ik de afscheiding bevestig.
En precies hier, in deze vrees voor het onbekende, raakt het de oerwond van afgescheidenheid. De plek waar ik geloof dat ik lossta van alles. Een koude liefdeloze leegte. Terwijl de waarheid is: ik ben nooit afgescheiden geweest. Mijn essentie is Liefde.
De kern van afscheiding: het geloof in een 'ik'
Steeds meer begin ik te zien dat alles hierop terug te voeren is. De kern van al deze angsten is het diepgewortelde geloof dat ik een afgescheiden individu ben. Dat ik de eenheid ben kwijtgeraakt, alsof ik afgesneden ben van iets essentieels, van liefde. Alsof ik alleen ben overgebleven en mezelf moet redden.
Elke keer dat ik twijfel, naar bevestiging zoek of bang ben voor afwijzing, voelt de afscheiding opnieuw als realiteit. Niet omdat ze werkelijk is, maar omdat het geloof erin op dat moment overtuigend voelt. Het patroon herhaalt zich niet omdat het waar is, maar omdat het telkens weer geloofd wordt. Doorzien betekent niet dat het verdwijnt, maar dat het geen totale grip meer heeft. Het kan nog steeds opkomen, maar ik hoef er niet meer in mee te gaan. Ik kan het herkennen als een oude beweging die verschijnt en verdwijnt, zonder dat het mijn waarheid bepaalt. Ik ben niet afgescheiden, ook al lijkt dat op die momenten zo. Toch hoef ik er niet meer in mee te gaan. Ik voel het, ik zie het, maar ik geloof het niet meer als waarheid.
Wanneer ik de pijn van afscheiding voel, wanneer alles schreeuwt dat ik alleen ben, verschijnt dat gevoel binnen openheid. Het is niet afgescheiden van heelheid, maar speelt zich juist in heelheid af. De afscheiding is nooit werkelijk gebeurd: er was alleen een moment waarin ik geloofde dat het zo was.
Ik heb lang gezocht naar wat er mis is met mij. Maar nu besef ik: ik kon het niet vinden, omdat er niets mis is. Zelfs het idee dat er iets mis is, is slechts een verschijning binnen openheid. Zoals alles. Zelfs de pijn van afscheiding verschijnt binnen heelheid.
Het zoeken stopt niet omdat er iets mis was en het nu is opgelost, maar omdat het besef doordringt dat er nooit iets te vinden was. Alleen het niets.
Is het niets niet precies datgene waar we bang voor zijn? We willen iets vinden om het ‘ik’ in stand te houden. Maar er is geen ‘ik’. En dat voelt als een fout, als iets wat niet klopt. Dus proberen we ervan weg te bewegen. Terwijl het juist de ingang is.
Wat als dit niets niet de afgrond is die ik vreesde, maar juist de grenzeloze openheid waarin ik vrij ben? Wat als het niet betekent dat ik verdwijn, maar dat ik eindelijk ophoud met vasthouden aan iets wat nooit echt was?
Grappig. Steeds diende het zich aan, en toch verzette ik me ertegen. Ik vocht, rende weg, probeerde het te vermijden—totdat ik besefte: het niets waar ik zo bang voor was, was precies waar ik altijd naar zocht. Pure vrijheid. Waar niets hoeft en alles kan.
Wat als er niets opgelost hoeft te worden?
Ik heb lange tijd gedacht dat de bevrijding zou komen in de vorm van een groot inzicht, een plotselinge realisatie die alles zou oplossen. Maar dat is niet hoe het werkt. Het is geen eenmalige doorbraak. Het is een steeds diepere verschuiving.
Het gaat niet over ‘het oplossen van het patroon’. Het gaat niet over ‘het wegnemen van de angst’. Het gaat over niet weggaan bij mezelf wanneer het gebeurt.
Als de angst komt, als de twijfel zich aandient, als de oude overtuigingen weer opduiken: kan ik blijven? Kan ik hier zijn, zonder te verdwalen in de verhalen? Zonder mezelf te verlaten? Kan ik voelen zonder erin te verdwijnen?
Er komt steeds een dieper besef: ik ben nooit afgescheiden geweest. Er is niets mis met mij. Er hoeft niets opgelost te worden. Zelfs met de momenten van twijfel, zelfs in de pijn, is mijn essentie heel en compleet.
Zodra ik nieuwsgierig durf te zijn naar wat verschijnt, verandert de hele dynamiek. Er is niet langer een vijand die bestreden moet worden. Er is niet langer iets waar ik vanaf moet. Er is alleen een beweging die zich aandient en die, zodra ik er echt bij blijf, oplost in de ruimte waarin hij altijd al verscheen.
En misschien is dat het ware loslaten: niet langer proberen iets op te lossen, maar simpelweg ervaren wat zich aandient. Zonder gevecht, zonder verzet. Nieuwsgierig kijken naar wat verschijnt, zonder te geloven dat het een probleem is. Een eenvoudig welkom naar alles, precies zoals het is. En dat hoef je niet alleen te doen..
Liefdevolle groet,
Susanne

Comments